Isaiah 57

1De rechtvaardige komt om, en er is niemand, die het ter harte neemt; en de weldadige lieden worden weggeraapt, zonder dat er iemand op let, dat de rechtvaardige weggeraapt wordt voor het kwaad.
 rechtvaardige Dat is, zodanige godzalige personen, die zich in hun leven bevlijtigd hebben de wet des Heeren te onderhouden, sterven heen.
,
 worden weggeraapt, Hebreeuws, worden verzameld, of weggenomen; dat is, zij worden uit dit leven gerukt; zie Deu 32:50 ; Jdg 18:25 ; Psa 26:9 , en de aantekening aldaar.
,
 dat de rechtvaardige Anders: want de rechtvaardige wordt weggeraapt.
,
 voor het kwaad Hebreeuws, voor het aangezicht des kwaads; dat is eer de ellenden komen, die de Heere bestemd heeft in de wereld te zenden; of uit het gezelschap der boze mensen. Zie 2Ki 22:20 , en Zep 3:15 .
2Hij zal ingaan in den vrede; zij zullen rusten op hun slaapsteden, een iegelijk, die in zijn oprechtheid gewandeld heeft.
 Hij zal ingaan Versta hier elken rechtvaardige, dien God tot zich roept.
,
 in den vrede; Dat is, in de vreugde des hemels, in de hemelse zaligheid, om de eeuwige vreugde te genieten; of in vrede; dat is, in gerustheid, en met een goede conscientie. Vergelijk Luk 2:29 .
,
 slaapsteden, Of, bedden, of slaapkamers, of legers, en alzo hierna meermalen, dat is in hunne graven, waar zij rusten zullen tot hunne wederopstanding ten jongsten dage.
,
 oprechtheid Of, richtigheid; namelijk zonder van den rechten weg ter rechter of ter linkerhand te wijken. De zin is: die al zijn handel en wandel op het nauwste naar de wetten en geboden des Heeren aanstelt. Of die richtig, of op den rechten [weg] gewandeld heeft. Of, die recht voor Hem, te weten voor den Heere, gewandeld heeft; zie Gen 5:22 .
3Doch nadert gijlieden hier toe, gij kinderen der guichelares! gij overspelig zaad, en gij, die hoererij bedrijft!
 gij kinderen Dat is, gijlieden, die met toverij en met huichelarij omgaat.
,
 gij overspelig zaad, Dat is, gij zaad of kinderen der overspelers, of kinderen dergenen, die tot overspel zijn begeven. Aldus noemt hij de Joden, vanwege hun geestelijk overspel, dat is hunne afgoderij, gelijk af te nemen is uit de naastvolgende verzen. Zie Eze 16 . Christus noemt ook de Joden een overspelig geslacht; Mat 12:39 , omdat zij dikwijls van den waren God waren afgevallen en de afgoden der heidenen dienden.
4Over wien maakt gij u lustig, over wien spert gij den mond wijd open en steekt de tong lang uit? Zijt gij niet kinderen der overtreding, een zaad der valsheid?
 Over wien maakt Of, aan wien hebt gijlieden uwen lust? Dat is, met wien te bespotten houdt gijlieden uw kortswijl? Met deze en de volgende woorden geeft de Heere te kennen hoe zich de afgodische Joden tegen de profeten des Heeren gedragen hebben, als die hun Gods woord predikten.
,
 over wien spert Of, tegen wien? alsof Hij zeide: Doet gij mij dit niet ten spijt, zie Job 16:10 ; Psa 35:21 .
,
 kinderen der overtreding, Dat is, de booswichten, die u geheel tot overtreding hebt begeven?
,
 een zaad der valsheid? Dat is, mensen tot valsheid, dat is tot een valsen godsdienst begeven.
5Die hittig zijt in de eikenbossen, onder allen groenen boom; slachtende de kinderen aan de beken, onder de hoeken der steenrotsen.
 hittig zijt Dat is, gij boeleert en drijft afgoderij.
,
 in de eikenbossen, In welke zij afgoderij bedreven, zie Isa 1:29 . Anders, gij zijt hittig op de goden, dat is afgoden.
,
 groenen boom; Of, loverigen, of gebladerden boom.
,
 slachtende Vergelijk Eze 16:21 , Eze 16:36 , en Eze 23:39 , en Eze 24:7 , en vergelijk wijders 2Ki 16:3 ; 2Ch 28:3 .
,
 onder de hoeken Of, onder de uitstekende steenrotsen.
6Aan de gladde stenen der beken is uw deel, die, die zijn uw lot; ook stort gij denzelven drankoffer uit, gij offert hun spijsoffer; zou Ik Mij over deze dingen troosten laten?
 Aan de gladde Anders: aan de gladde beekstenen is uw deel. Hebreeuws, aan de gladdigheden [der stenen] der beek is uw portie; dat is, gij benaarstigt u om schone, gladde stenen te kiezen, waar gij een afgod stelt of een altaar ter ere der afgoden.
,
 is uw deel, Dat is, gij hebt ze zo lief, alsof het uw deel ware, dat u door het lot is toegevallen. Het tegendeel is Psa 16:5 , zie de aantekening aldaar.
,
 uw lot; Of uw portie.
,
 voor hen drankoffer uit, Te weten afgoden, die gij op die plaatsen stelt. Of, op die [plaatsen] stort gij, enz.
,
 zou Ik Mij De zin is: Zou Ik het hartzeer, dat Ik gehad heb en nog heb vanwege ulieder afgoderij, zo kunnen vergeten? menselijkerwijze van God gesproken. Zie Gen 24:67 ; 2Sa 13:39 . De vraag loochent en dreigt. Alsof Hij zeide: Ik zal ulieder afgoderij geenszins vergeten, maar Ik zal om dezelve wel dapper straffen. Zie Isa 1:24 ; Eze 5:13 .
7Gij stelt uw leger op een hogen en verhevenen berg; ook klimt gij derwaarts op, om slachtoffer te offeren.
 uw leger Dat is, uwe altaren of kapellen, om met de afgoden aldaar geestelijke hoererij te bedrijven, gelijk ene hoer op het bed doet; zie Eze 16:24 .
,
 om slachtoffer Te weten ter ere van de afgoden.
8En achter de deur en posten zet gij uw gedenkteken; want van Mij wijkende ontdekt gij u, en klimt op; gij maakt uw leger wijd, en maakt u een verbond met enigen uit dezelve, gij hebt hun leger lief in elke plaats, die gij ziet.
 En achter de deur Eenigen menen deze woorden aldus: Gij zet uwe gedenktekenen achter de deur; dat is overal, in al de hoeken uwer huizen zet gij een afgodisch beeld, zijnde een teken uwer gruwelijke geestelijke afgoderij. Anderen verstaan hier door de gedenktekenen, of gedachtenis, de wet van God, die niet achter de deur behoorde gesteld te worden, maar God beveelt dat men ze voor aan de deuren, of op de posten der deuren zou schrijven; Deu 6:9 , en Deu 11:20 .
,
 uw gedenkteken; Hebreeuws, uwe gedachtenis.
,
 wijkende De zin is: mij, uw wettelijken man verlatende, ontdekt gij u als een ontuchtige vrouw voor anderen. Hij blijft nog steeds in dezelfde beeldspraak van de geestelijke hoererij, te weten afgoderij.
,
 klimt op; Te weten op een hogen berg, gelijk vs.7; anders, gij klimt er op, te weten op uw bed, gelijk vs.3; versta het bed der geestelijke hoererij.
,
 gij maakt uw leger Dat is, gij bedrijft hoererij met vele afgoden.
,
 en maakt u Te weten bijzonderlijk met enige van de heidense afgoden, hoewel gij ze allen liefhebt. Anders: en maakt [een verbond] meer dan zij, te weten de heidenen, van wie gij dit geleerd hebt. Anders: houwt u [bomen] af meer dan genen; gij houwt u [bomen] af, te weten om plaats te maken in de bossen, waar gij de beelden en altaren der afgoden moogt zetten; of om afgoden daarvan te maken; vergelijk boven Isa 44:14 .
,
 hun leger lief Te weten der afgoden, dat is, gij begaat met lust afgoderij.
,
 in elke Anders: aan de plaats, die gij u uitgezien hebt.
,
 plaats, Hebreeuws, hand; gelijk Isa 56:5 .
9En gij trekt met olie tot den koning, en gij vermenigvuldigt uw welriekende zalven; en gij zendt uw gezanten verre weg, en vernedert u tot de hel toe.
 gij trekt Dat is, gij zendt uwe afgezanten als gij in nood zijt, om hulp te verzoeken.
,
 met olie Te weten met kostelijke welriekende balsemolie [gelijk Hos 12:2 ] , tot een geschenk, zoals sommigen menen, aan Tiglath Pilnezer, den koning van Assyrië; 2Ki 16:7 .
,
 gij vermenigvuldigt Dat is, gij bereidt deze olie veel, om dien koning overvloediglijk daarmede te beschenken.
,
 verre weg, Te weten tot in Assyrië.
,
 en vernedert u Dat is, opdat gij hulp van hem zoudt mogen verkrijgen, zo deemoedigt gij u voor hem, tot de hel, dat is, op het allernederigste, gelijk Mat 12:23 . Het schijnt dat de profeet hier ziet op de woorden van den koning Achaz, toen hij den koning van Assyrië liet aanzeggen: Ik ben uw knecht; 2Ki 16:7 .
,
 tot de hel toe Dat is, opdat gij hulp van hem zoudt mogen verkrijgen, zo deemoedigt gij u voor hem, tot de hel, dat is, op het allernederigste, gelijk Mat 12:23 . Het schijnt dat de profeet hier ziet op de woorden van den koning Achaz, toen hij den koning van Assyrië liet aanzeggen: Ik ben uw knecht; 2Ki 16:7 .
10Gij zijt vermoeid door uw grote reis, maar gij zegt niet: Het is buiten hoop; gij hebt het leven uwer hand gevonden, daarom wordt gij niet ziek.
 Gij zijt De zin is: Alhoewel gij een bezwaarlijke en verre reis gedaan hebt in Assyrië, om hulp aldaar te zoeken, zo zijt gij daardoor nog niet afgeschrikt.
,
 uw grote reis, In Assyrië. Hebreeuws, in de grootheid, of veelheid van uwen weg.
,
 Het is buiten hoop; Het is verloren arbeid, of het is wanhopend werk, derhalve wil ik het laten berusten.
,
 gij hebt het leven Dat is, hetgeen u bij het leven, of bij kracht en in figuur heeft kunnen houden. Anders: gij hebt een rol [of hoop, of schare] gevonden [dat is, gij hoopt gevonden te hebben] uwer hand; dat is, die gij aan de hand of tot uw gebied meent te hebben, te weten de Assyriërs. Anders: ene versterking uwer hand; dat is, ene vertroosting der hulp, waardoor uwe hand gesterkt zal worden. Anders: den kost uwer hand. De zin is: terwijl gij bij de Assyriërs vertroosting gevonden hebt, en zij beloven uwe hand met hulp te versterken, zo laat gij u die lange reis niet berouwen, maar eer wordt gij daardoor in uwe afgoderij gestijfd en gesterkt, en gij gaat al voort naar Assyrië om aldaar hulp te zoeken.
,
 wordt gij niet ziek Dat is, gij wordt niet flauw, gij geeft den moed niet verloren, gij bezwijkt niet in uw voornemen.
11Maar voor wien hebt gij geschroomd of gevreesd? Want gij hebt gelogen, en zijt Mijner niet gedachtig geweest, gij hebt Mij op uw hart niet gelegd; is het niet, om dat Ik zwijg, en dat van ouds af, en gij vreest Mij niet?
 Maar voor wien De zin is: Als mijne profeten uwe zonden straffen, zo ontkent gij dezelve en bedekt ze met leugens. Vergelijk onder Isa 59:13 . Schroomt en vreest gij niemand, ja zelfs uwen God niet, omdat Hij u zolang ongestraft laat heengaan?
,
 en zijt Mijner Dat is, gij hebt op mijne wraak niet gedacht of gevreesd dat Ik u zou straffen vanwege uwe leugens.
,
 om dat Ik zwijg, Dat is, omdat Ik u niet straks strafte, zo haast als gij tegen mij gezondigd hebt? Anders: heb Ik niet gezwegen, of mij stilgehouden, u zonder straf laten heengaan, van overlang, en gij hebt mij evenwel niet gevreesd? Of aldus: Zwijg Ik niet, ook vanouds, en zult gij mij niet vrezen?
,
 en dat van ouds af, Hebreeuws, van eeuwigheid. Zie Job 22:15 .
12Ik zal uw gerechtigheid bekend maken, en uw werken, dat zij u geen nut doen zullen.
 uw gerechtigheid Dat is, uwe schijnheiligheid, uwe huichelarij, waarmede gij pronkt alsof het goede werken waren; maar inderdaad is het ongerechtigheid. Want men moet weten dat dit ironisch of spottenderwijze gesproken is, dewijl zij voor rechtvaardige vrome lieden wilden geacht en gehouden wezen, maar inderdaad waren zij het niet.
,
 bekend maken, Dat is, Ik zal hen niet langer verzwijgen.
,
 geen nut doen Versta hierbij, maar integendeel zullen zij u grotelijks beschadigen.
13Wanneer gij roepen zult, zo laat die, die van u vergaderd zijn, u redden; doch de wind zal hen allen wegvoeren, de ijdelheid zal hen wegnemen. Maar die op Mij betrouwt, die zal het aardrijk erven, en Mijn heiligen berg erfelijk bezitten.
 gij roepen zult, Te weten in nood zijnde en hulp van mij verzoekende.
,
 die van u vergaderd zijn, Alsof de Heere zeide: Ik zal u niet verlossen, laat zien of de Assyrische soldaten, die gij tot uwe hulp vergaderd hebt, u zullen kunnen redden.
,
 Mijn heiligen berg Dat is, hij zal hier op aarde zijn een lidmaat mijner gemeente en na dit leven het eeuwige leven beërven. Hebreeuws, den berg mijner heiligheid. Vergelijk hiermede Psa 37:9 , en Isa 2:2 , en Isa 56:7 .
14En men zal zeggen: Verhoogt de baan, verhoogt de baan, bereidt den weg, neemt den aanstoot uit den weg Mijns volks.
 men zal zeggen Of, hij zal zeggen, te weten de roeper, of de koning Cyrus, die liet uitroepen dat het Joodse volk weder in zijn land zou keren, zonder dat iemand hetzelve zou beschadigen. Zie Isa 40:3 , en Isa 62:10 ; waardoor wijders is afgebeeld de verlossing door Jezus Christus.
15Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont, en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien, die van een verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik levend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden.
 die van een verbrijzelden Zie de aantekening Psa 34:19 .
16Want Ik zal niet eeuwiglijk twisten, en Ik zal niet geduriglijk verbolgen zijn; want de geest zou van voor Mijn aangezicht overstelpt worden, en de zielen, die Ik gemaakt heb.
 eeuwiglijk twisten, Of, tot het einde.
,
 de geest Dat is, het hart, het gemoed van alle mensen, als Ik altijd met hen zou twisten, of altijd op hen even toornig zou blijven.
,
 overstelpt worden, Zie Psa 61:3 , en Psa 102:1 .
,
 en de zielen, Te weten zouden overstelpt worden, of in bezwijming vallen.
17Ik was verbolgen over de ongerechtigheid hunner gierigheid, en sloeg hen; Ik verborg Mij, en was verbolgen; evenwel gingen zij afkerig henen in den weg huns harten.
 hunner gierigheid, Hebreeuws, zijner. Alzo staat dit vs.17-19 doorgaans in het getal van enen.
,
 Ik verborg Mij, Dat is, Ik onttrok hun mijne genade en hulp.
,
 in den weg Dat is, in den weg, dien hun hart bedacht en versierde.
18Ik zie hun wegen, en Ik zal hen genezen; en Ik zal hen geleiden, en hun vertroostingen wedergeven, namelijk aan hun treurigen.
 Ik zie hun wegen, Anders: [maar] als Ik hunne wegen aanzag, zo heelde, of genas Ik hen. De zin is: Toen Ik zag dat zij gans verdorven waren en zichzelven niet helpen konden, heb Ik hen uit loutere genade geholpen.
,
 aan hun treurigen Te weten die bedroefd zijn omdat zij mij vertoornd hebben.
19Ik schep de vrucht der lippen, vrede, vrede dengenen, die verre zijn, en dengenen, die nabij zijn, zegt de Heere, en Ik zal hen genezen.
 Ik schep Dat is, Ik zal door de lippen mijner dienaren, die den vrede verkondigen, veel vrucht en vreugde, veel troost en dankbaarheid verwekken en teweegbrengen. Anders: Ik schep hetgeen met de lippen is voortgebracht, of voortgebracht wordt.
,
 dengenen, Dat is, alle uitverkorenen, hetzij dat zij Joden of heidenen zijn. Zie Eph 2:17 .
20Doch de goddelozen zijn als een voortgedreven zee, want die kan niet rusten, en haar wateren werpen slijk en modder op.
 als een voortgedreven zee, Als de zee of meren, die van de sterke winden bewogen en beroerd worden. Alzo worden de goddelozen tot alle boosheid voortgedreven, zo van hun eigen kwade conscientie als van andere kwade mensen.
,
 wateren Dat is, golven, of baren.
,
 werpen slijk Alzo werpen de goddelozen en brengen voort uit hun verdorven hart en gemoed, alle vuiligheid en verdorvenheid.
,
 op Of, uit.
21De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede.
 hebben geen vrede Te weten geen vrede der conscientie, of van het gemoed. Zie Job 18:11 .
Copyright information for DutSVVA